Fictieautobiografie
Ik hou van boeken, van dunne en dikke boeken, van nieuwe en vergeelde boeken, van boeken in het Nederlands en boeken in een vreemde taal. Ik hou van de geur van boeken, van de kaft, van lettertypes ... Neem mij mee naar een klein, gezellig boekenwinkeltje, een grote boekhandel, een boekenmarkt of een bibliotheek en ik ben gelukkig. Ik ben graag tussen boeken.
Van zodra ik kon lezen, verslond ik alles wat er te lezen viel. Mijn ouders hebben niet gestudeerd, maar het belang van lezen is me met de paplepel ingegeven. Er waren altijd boeken in huis en we werden gestimuleerd om te lezen. We gingen zo vaak we konden naar de - kleine - dorpsbibliotheek. Soms had ik diezelfde dag voor sluitingstijd al een boek uitgelezen en ging ik nog snel dat boek inruilen voor een ander. Mijn broer, die een jaar jonger is dan ik, was een even gulzige lezer. We deelden onze boeken en konden dan uren fantaseren over de personages. Onze absolute favoriet was De Kameleon van H. de Roos, een boekenreeks over een Friese tweeling, Sietse en Hielke Klinkhamer, die met hun boot De Kameleon het ene avontuur na het andere beleefden.

Als puber was ik extreem verlegen en introvert, maar tegelijkertijd heel nieuwsgierig naar de wereld, naar andere culturen en naar verhalen van anderen. Ik ging op ontdekking in boeken en mijn ontdekkingstocht werd alleen beperkt door de omvang van de plaatselijke bibliotheek. Het eerste boek dat me echt bij de keel greep was Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank. Ik ontdekte dat er zoiets bestond als onrecht, discriminatie en haat. Thema's die me tot op vandaag blijven boeien. Mijn tocht ging verder in boeken als Honderd jaar eenzaamheid en Liefde in tijden van cholera van Márquez, Het lelietheater van Wang, De Goelag Archipel van Solzjenitsyn en Lolita van Nabokov. Voor sommige titels was ik ongetwijfeld nog te jong, maar ze zetten me wel aan het denken. De meeste van die boeken heb ik later herlezen.

In dezelfde periode, in dezelfde bib maakte ik kennis met Willem Frederik Hermans. We kregen op slag een haat-liefderelatie. Ik werd aangetrokken en afgestoten door de rauwe werkelijkheid die hij beschreef. De aantrekking won. Ik worstelde mezelf week na week door alle werken van Hermans. Het voelde echt als zwoegen en worstelen, maar zowel de wereld en de personages die hij neerpende als de taal waarin hij dat deed - elke zin was voor mij perfectie - deden me uitkijken naar meer. Ik heb Hermans niet meer herlezen, maar door er nu over te reflecteren, begint het opnieuw te kriebelen. Ik vraag me af hoe ik De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen meer dan 30 jaren later zou ervaren.


Daarna ging ik Oost-Europese talen en culturen studeren. Opnieuw een verhaal van aantrekking en afstoting: enerzijds de ruwheid en brutaliteit van het communisme en anderzijds de pracht en elegantie van de cultuur. Ik mocht parels lezen als De Meester en Margarita van Boelgakov, een complex boek met heel veel verschillende lagen. Kort door de bocht bevat het boek twee verhalen die door elkaar lopen: het verhaal van de duivel, Woland, en het verhaal van Pontius Pilatus en Jezus. Daarbovenop lees je ook de liefdesgeschiedenis van de meester en Margarita. Het is tot op vandaag een van mijn lievelingsboeken.

De Russische en Poolse schrijvers hebben mijn voorkeur voor donkere, duistere, grauwe, complexe verhalen verder aangewakkerd. Verhalen over de onderste lagen van de bevolking: over oplichters, dieven, dronkaards, nietsnutten ... Ik denk dan bijvoorbeeld aan het prachtige Dode zielen van Gogol, een satire over de meesteroplichter Tsjitsjikov of Oblomov van Gontsjarov over de edelman Ilja Oblomov, die liefst zijn bed niet uitkomt. De klassieker Schuld en boete (of Misdaad en straf) van Dostojevski kan in dit lijstje uiteraard niet ontbreken.
Naast bevestiging was er in die tijd gelukkig ook ruimte voor nieuwe ontdekkingen. Ik leerde om te beginnen poëzie waarderen. Mijn absolute favoriet is Anna Achmatova. Ze laat zich in haar gedichten inspireren door haar land, door de politiek en door haar eigen turbulente leven. Haar stijl is realistisch en nuchter en ze schreef liefst over alledaagse onderwerpen. Het bekendste werk van Achmatova is Requiem, een gedichtencyclus die ze schreef naar aanleiding van de arrestatie van haar zoon, Lev. Aan Poolse zijde gaat mijn voorkeur uit naar Wislawa Szymborska. Net als Achmatova schrijft ze nuchter en helder over alledaagse dingen, maar haar taal is zachter en speelser. In 1996 won ze de Nobelprijs voor Literatuur.

Een tweede ontdekking was het absurdisme, zowel in poëzie als proza. Je houdt ervan of niet. Voor mij was het onmiddellijk een voltreffer. In het Russisch kan ik vooral het werk van Daniil Charms appreciëren. De eerste prijs gaat hier, wat mij betreft, naar de Poolse schrijver Witold Gombrowicz en dan in het bijzonder zijn roman Kosmos. De twee hoofdpersonages vinden een opgehangen mus en gaan op zoek naar een verklaring. Wat volgt is een opeenstapeling van absurde feiten en onlogische verbanden. Ik kan me voorstellen dat zijn werk bij veel mensen irritatie opwekt, maar ik vind het heerlijk om mezelf volledig over te leveren aan de woorden. Het zet je denken compleet op zijn kop.

Na mijn studies was er weer ruimte voor schrijvers die niet uit Oost-Europa kwamen. De thema's en stijlen bleven wel grotendeels hetzelfde. Zo las ik bijna het volledige oeuvre van Charles Bukowski, die als geen ander het leven van alcoholisten, nietsnutten, gokverslaafden en prostituees beschrijft in een ruige, harde taal. Postkantoor en Vrouwen zijn twee van mijn favoriete romans, maar ook zijn dichtbundel Love is a Dog from Hell blijf ik herlezen. Liefst met muziek van Tom Waits op de achtergrond. In zijn nummers worden dezelfde alcoholisten, nietsnutten, prostituees ... bezongen door de rauwe, hese, lage stem van Waits.

Tot slot nog een laatste thema dat me meer en meer ging boeien: het feminisme. Ik zocht - en zoek nog steeds - inspiratie in boeken over vrouwen die zich bewust zijn van hun vrouwelijke kracht. Vrouwen die trouw blijven aan hun eigen idealen. Doris Lessings Het gouden boek is daar het perfecte voorbeeld van. Het hoofdpersonage, de alleenstaande schrijfster Anne Wulf, gaat op zoek naar zichzelf in vier notitieboekjes, een zwart, rood, geel en blauw. Elk schrift beschrijft een ander onderdeel van haar leven. In een vijfde boek, een gouden, brengt ze de verhalen samen.

Het is vrij duidelijk dat mijn voorkeur uitgaat naar verhalen over de onderkant van de maatschappij, over mensen die op zoek zijn naar zichzelf en/of de zin van het leven. De verhalen mogen complex zijn en aanzetten tot nadenken. Lezen moet niet altijd gemakkelijk zijn en het moet zeker niet altijd een goed gevoel achterlaten. Ik heb graag dat een boek onder mijn huid kruipt.
Als ik mijn literaire competentieniveau bekijk op de competentiematrix van Theo Witte dan schaal ik mezelf momenteel in op niveau 5 - letterkundig lezen. Ik hou van een verhaal dat uit meerdere lagen bestaat, dat een meer complexe structuur heeft. De verhalen spelen zich bij voorkeur af in een politiek, psychologisch of filosofisch kader. Ik vind het enorm boeiend om oudere werken te toetsen aan de huidige realiteit. De schrijfstijl is bij voorkeur nuchter en realistisch, vaak eerder zakelijk. Ik merk graag dat er "gewerkt" is aan een zin. Ouderwets taalgebruik schrikt me zeker niet af, maar dat heeft misschien ook met mijn eigen leeftijd te maken. Ik probeer op de hoogte te blijven van wat er gebeurt op literair vlak, al moet ik toegeven dat ik dat de laatste jaren minder heb gedaan dan ik zou willen.